menu

Het sociale werk in het manicheïsme, bij de Katharen en Tempelieren

Lezing van Harrie Salman op 29 januari 2022 voor deelnemers in de Grondsteen 

Manicheïsme

We beginnen met het Manicheïsme, een christelijke stroming die in de 3e eeuw door Mani is gesticht. In deze stroming werd een sterke tegenstelling beleefd tussen de machten van Goed en Kwaad. Aan mensen werd gevraagd partij te kiezen in de strijd tussen deze machten en te helpen het Kwaad om te vormen. De wereld van de materie werd als een manifestatie van het Kwaad gezien, zodat de volgelingen van Mani zich vaak van deze wereld afzonderden om in een innerlijke wereld van licht te leven. Het Manicheïsme verspreidde zich niet alleen in het Romeinse Rijk, maar ook naar het Oosten en kreeg tot in het Oosten van China aanhangers. Het werd door de kerk van Rome overal bestreden, omdat de leer afweek van de ‘gangbare’ christelijke leer.

Het Manicheïsme laat een bijzonder historisch ritme zien Het is ongeveer 100 jaar actief en duikt dan ongeveer 600 jaar onder voordat het in een nieuwe vorm weer terugkomt. Volgens Rudolf Steiner leidt deze voortgaande ontwikkeling van het Manicheïsme tot een toekomstig Christendom, waarin het oorspronkelijke dualisme tussen Goed en Kwaad, het spirituele en het materiële, verdwijnt en het veel meer gaat om de omvorming van het Kwaad in nieuwe sociale vormen.

In de eerste eeuwen had het Manicheïsme nog dit scherpe dualisme. De volgelingen van Mani leefden in gemeenschappen die zich afzonderden van de buitenwereld, waarin het Kwaad heerst. Daarmee leken zij op de Essenen, die in de tijd van Jezus in Palestina leefden. Zij hadden een praktijk van rituele wassingen, meerdere keren per dag, en verdreven de machten van het Kwaad uit hun gemeenschappen. In zijn voordrachten over Het Vijfde Evangelie beschreef Steiner dat deze machten zich bij de ingang van gemeenschappen ophielden. De Essenen waren nog niet in staat om het Kwaad in zich op te nemen en het om te vormen, een gebaar dat in de toekomst gemaakt zal gaan worden.

Nadat het Manicheïsme in Europa verdwenen was, dook het zes eeuwen later weer op in Bulgarije, in de stroming van de Bogomielen. Het woord Bogomil betekent ‘dierbaar aan God’. Deze stroming werd gesticht door Bojan, de zoon van de koning van Bulgarije, in de 10e eeuw na Christus, en groeide snel. Omdat ze werden vervolgd vluchtten ze naar Bosnië, waar tot op de dag van vandaag veel sporen van de Bogomielen gevonden kunnen worden, bijvoorbeeld op grafstenen.

Katharen

Nadat ze ook in Bosnië werden vervolgd vluchtten velen naar Italië en naar het zuiden van Frankrijk, waar zij bekend zijn geworden als de Katharen. Deze naam, die ‘de zuiveren’ betekent, gaven zij zichzelf overigens niet, zij noemden zich ‘de goede mensen’ of ‘de Bulgaren’. Montségur was hun laatste bolwerk, waar de ingewijden die zich in dit kasteel hadden verschanst, in 1244 als ketters werden verbrand.

De gevestigde christelijke orde zag de Katharen als gevaarlijk, omdat zij een totaal andere organisatievorm kenden. Zij erkenden namelijk geen hiërarchie, behalve die van de spirituele gaven. De leiders van deze gemeenschappen waren ingewijden, zoals dat ook in het Manicheïsme het geval was. De weg die de Katharen gingen kan worden vergeleken met de Graalsweg – het vinden van Christus in onszelf. Volgens Steiner was Parzival, die in de graalverhalen Graalkoning werd, een reïncarnatie van Mani. De ingewijden van de Katharen trokken door het land en werkten met hun spirituele gaven. Zij preekten, spraken recht, genazen de zieken en voltrokken rituelen. Het boek Montaillou van Emmanuel Le Roi Ladurie uit 2002 beschrijft de laat-Kathaarse samenleving.

Er waren enkele duizenden Kathaarse ingewijden in Zuid-Frankrijk. Zij leefden als priesters en voltrokken als enige sacrament de dodenwijding. Zij aten geen vlees, baden en mediteerden en werkten aan de omvorming van het kwaad. Deze ingewijden (mannen zowel als vrouwen) werden beschermd door de adel van de streek. Om deze groep ingewijden heen was een veel grotere groep mensen die de leer van de Katharen opnamen en leefden volgens minder strenge regels. Zij werden de gelovigen genoemd, en daarom heen was een nog veel grotere groep die de toehoorders werden genoemd omdat zij kwamen luisteren naar de preken van de ingewijden.

De Kathaarse ingewijden hadden geleerd om het donker, het Kwaad, in zich op te nemen en het om te vormen, om het getransformeerd tot ‘licht’ weer terug te geven aan de wereld. Zij deden dit o.a. via de ademhaling: het inademen van lucht waarin het licht zat gevangen in donkere deeltjes, en het uitademen als licht. Of in het spreken: het omvormen van de onwaarheid in wat werd gezegd tot waarheid, of door het in het voedsel opgenomen duistere te transformeren in de spijsvertering en als vruchtbare ‘meststof’ terug te geven aan de aarde. Op deze manier maakten zij de lichtdeeltjes die gevangen zaten weer vrij, om van de aarde een ‘terra lucida’ (een licht-aarde) te maken.

Voordat de Katharen definitief verdwenen, was hun leer, die door rondreizende wevers werd verspreid, in veel landen van Europa in de vorm van ‘zaadjes’ uitgestrooid, met name in de vorm van het lekenpriesterschap of het sociale priesterschap. Zulke zaadjes werden tot in Rusland uitgezaaid, maar ook tot in Zutphen en in de IJsselvallei, in de beweging van de Broeders van het Gemene Leven. Hier begonnen aan het eind van de middeleeuwen leken goede werken te verrichten voor anderen.

Over de toekomst van de Manicheïsche stroming en haar nieuwe missie zei Steiner in 1905 dat het zij de taak heeft de nieuwe sociale vormen te scheppen waarin Christus tussen de mensen kan werken. Dit zal een horizontale samenleving zijn, in een wereld van sociale mensen met sociale idealen die in hun omgeving het Kwaad omvormen. In deze tijd ontwikkelen we dat al in het klein.

Tempelieren

De orde van de Tempelieren ontstond in dezelfde tijd als waarin de Katharen leven. Dit is kort na de Eerste Kruistocht die in 1096 begin en leidde tot de inname van Jerusalem in 1099. Een van de redenen van de kruistochten was dat de reis voor de pelgrims naar het Heilige Land gevaarlijk was geworden. De spirituele reden was dat velen vonden dar Rome niet het centrum van het christendom moest zijn (of Constantinopel in het Oosten), maar Jerusalem. In deze tijd heerste er in het Midden-Oosten een machtsvacuüm, zodat het niet zo moeilijk was Jerusalem te veroveren. Toen dit later weer werd gevuld door Turkse ruitervolken, kregen de kruisvaarders het moeilijk en werden zij uit Palestina verdreven.

In 1118 kwamen 8 ridders uit Frankrijk en Vlaanderen in Jeruzalem bij elkaar om een orde te stichten. Zij namen de taak op zich de wegen naar en in het Heilige Land te beschermen. Net tevoren was de militaire orde van de Hospitaalridders van St. Jan gesticht die ziekenhuizen voor de pelgrims inrichtten. In beide orden leefden de ridders als monniken. Zij hadden geen persoonlijk bezit. De Tempelierenorde had de volle ondersteuning van de cisterciënzer monnik Bernardus van Clairvaux (1090-1153). Hij is bekend vanwege het grote aantal kloosters dat door zijn inspiratie in West-Europa door zijn orde is gesticht.

Bernardus en de cisterciënzer orde hadden een bijzondere verbinding met Maria. Zij was Maria Sophia, in wie de Wijsheid uit de wijsheidsboeken van het Oude Testament leefde. De orde legde zich er op toe het land te bewerken en zo de aarde om te vormen. Bernardus schreef in 1129 de orderegel voor de Tempelieren. De helft van hun dagelijkse gebeden was aan Maria-Sophia gewijd. De orde was niet onderworpen aan het gezag van de Europese vorsten, maar stond rechtstreeks onder de paus in Rome.

De Tempelieren hadden hun hoofdkwartier op de Tempelberg in Jeruzalem, en gingen op onderzoek in de grotten onder de Tempelberg. Volgens de overlevering waren daarin de objecten uit het Heilige der Heiligen van de tempel van Salomo verborgen, zoals de ark van het verbond. Zij vonden inderdaad grote ruimtes, die zij de paardenstallen van Salomo noemden. Of zij de ark en andere heilige objecten hebben gevonden is niet bekend. De tempel in Jerusalem had drie gedeelten – de openbare ruimte voor iedereen (de tempelhof), een ruimte voor de priesters (het Heilige) en het Heilige der Heiligen, waar alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnentrad.

We weten tegenwoordig dat tussen ca 1000 en ca 600 voor Chr. in het Heilige der Heiligen van de tempel niet alleen Jahweh werd vereerd, maar ook een godin, die gedurende meerdere eeuwen gold als zijn metgezel. Zij is bekend als Asjerah (een godin van de vruchtbaarheid en kosmische moeder), die in feite de Wijsheid uit het Oude Testament is, dus de Sophia. De Tempelberg is een oude heilige plek waar dus ook de vrouwelijke kracht werd vereerd, die rond 600 jaar voor Christus uit de Joodse religie verdween. Zij verscheen opnieuw bij de Tempelieren, die deze Tempelberg weer in bezit namen en rituelen uitvoerden die het voor de ridders mogelijk maakte de goddelijke Wijsheid, als Maria-Sophia, in hun ziel te ontvangen.

Tot de Tempelierenorde konden alleen ridders uit adellijke families toetreden. Zij brachten dan een deel van hun familiebezit mee dat aan de orde werd overgedragen. Dit waren landerijen en bossen die zorgvuldig werden geëxploiteerd in domeinen, waar nieuwe landbouwtechnieken en een betere opslag van graan werden toegepast. Op deze landgoederen ontstonden centra van de orde die commanderijen werden genoemd en werden bestuurd door rentmeesters die het land lieten bewerken door lekenbroeders en landarbeiders. Er waren vooral in Frankrijk, Engeland, Spanje en Portugal, en in mindere mate in andere West-Europese landen, commanderijen. Het waren er meer dan 1000, waarvan ca 800 in Frankrijk. Alleen in de regionale centra woonden Tempelridders. De meeste ridders waren in Palestina actief, samen met de ridders van St. Jan. Zij hadden een moeilijke taak, want de deelnemers aan de kruistochten gingen na afloop daarvan terug naar West-Europa.

De orde stelde haar rijkdom in dienst van spirituele idealen. Zo ontstond de kiem van een economie waarin land geen privébezit was, maar van de gemeenschap. Het geld functioneerde in de wereld van de Tempelieren op een onbaatzuchtige wijze, zoals ook het bloed onbaatzuchtig door het lichaam stroomt om alle organen van zuurstof te voorzien. We kunnen dit een morele economie noemen. Van Steiner weten we dat de nieuwe aarde, de Jupiter-fase van de aarde-ontwikkeling, ontstaat door de morele handelingen van de mens en de liefde waarmee we de aarde verzorgen.

De Tempelieren introduceerden een systeem van reischeques. Wie op reis ging kon zijn geld in een Tempelierenkantoor afgeven en kreeg daarvoor een document waarmee hij zijn geld bij alle andere kantoren van de orde weer kon opvragen. De Tempelieren transporteerden dit geld zoals zij ook internationaal goederen vervoerden.

De Tempelieren bouwden in feite aan een nieuw bouwwerk in het sociale leven, een sociale tempel die vanuit liefdeskrachten wordt gebouwd. Het was een nieuwe samenleving die werd geleid door ridders die een eigen systeem van inwijdingen hadden waarin Maria-Sophia een centrale rol speelde. In hun gemeenschappen namen zij ook mensen op die uit de oude samenleving waren gevallen – zwervers, bedelaars en misdadigers die een nieuwe kans kregen. De orde schiep de nieuwe sociale vormen die Christus nodig heeft om tussen mensen te leven.

Nadat Palestina in 1291 verloren was gegaan, maakte de orde een crisis door. Voor de kerk waren de inwijdingen van de Tempelieren een doorn in het oog en de Franse koning Filips de Schone liet zijn oog vallen op de rijkdom van de orde. Volgens Steiner werd hij verteerd door de begeerte naar geld. Hij beschuldigde de orde van ketterij en dwong de paus dit te laten onderzoeken. In een goed voorbereide actie liet hij op vrijdag 13 oktober 1307 de in Frankrijk aanwezige Tempelieren arresteren. Velen wisten kennelijk dat dit aanstaande was en waren gevlucht naar Engeland en Schotland. In andere landen vonden geen arrestaties plaats. De Franse koning vond in het hoofdkwartier van de orde, in de wijk van Parijs die nu nog Le Temple heeft, geen kisten met geld. Het geld was in omloop en kon niet in beslag genomen worden.

Om de arrestatie te rechtvaardigen moesten de ridders de aan hen toegeschreven ‘ketterijen’ bekennen. Hiervoor werden op last van de koning de zwaarste marteltechnieken toegepast. Steiner heeft beschreven dat deze technieken binnenbraken in het onderbewuste van de ridders, waar hun vergeten herinneringen en alles wat demonen hun hadden ingefluisterd opgeslagen lagen. Daarmee konden de ridders tot bekentenissen worden gebracht over dingen die zij nooit hadden gedaan, waar zij misschien wel aan hadden gedacht of die op demonische influisteringen of visioenen berustten. De moderne marteltechnieken zijn voortgekomen uit deze zwart-magische praktijken van de martelspecialisten van de Franse koning. Op grond van valse bekentenissen van de ridders, die zij op de brandstapel herriepen, werd de orde in 1314 door de toenmalige paus verboden. Hun bezittingen werden overigens niet aan de Franse koning gegeven maar aan de orde van St. Jan. De koning stierf ook in 1314.

Judith von Halle heeft in haar boeken over de Tempeliers beschreven dat Jacques de Molay, de laatste grootmeester van de orde, al voor 1307 besloten had om de esoterische school van de orde te sluiten. De burcht waar dit gebeurde lag volgens haar beschrijving in Zuid-Frankrijk aan de voet van de Pyreneën. Volgens mij was dit het kasteel van Montréal-de-Sos in de Arriège.

In Portugal kreeg de orde in 1312 een nieuwe naam, Orde van Christus. Het hoofdkwartier was in de stad Tomar, waar de grote Tempelierenkerk kan worden bewonderd. De ridders die naar Schotland vluchtten zetten de orde nog een tijd voort. Hieruit is de Schotse vrijmetselarij voortgekomen, die beweert de spirituele tradities van de Tempelieren voort te zetten, maar dit is zeker niet in de zuivere vorm.

Ik heb in mijn leven meerdere mensen ontmoet, die zich een vorig leven als Tempelier herinnerden, of meenden te herinneren. Dat is niet altijd goed vast te stellen, omdat we op weg naar een nieuwe incarnatie in de geestelijke wereld voormalige Tempeliers kunnen ontmoeten en dan denken dat we dat zelf zijn geweest. Ik ken zulke mensen uit de antroposofie en ik meen dat sommigen inderdaad Tempeliers zijn geweest. Inspiraties van de Tempelieren konden we in kringen van bankiers en organisatieadviseurs zoals het NPI vinden. Of daar ook echte Tempelieren bij waren? Ik heb fijne herinneringen aan Lex Bos, die een boekje over de Tempeliers heeft geschreven. Ik was in 1989 met hem en zijn vrouw in de ruïne van de Tempelierenkapel van Temple nabij Edinburgh.

Antroposofie

In de antroposofie vinden we mensen die in hun werk proberen de nieuwe sociale vormen, ook gespreksvormen, te scheppen waarin Christus kan leven en kan worden ervaren. Zij worden hierbij o.a. geïnspireerd door de sociale driegeleding, door gespreksvormen waarin mensen wakker worden voor de geheimen van hun levensloop en door nieuwe wijzen van gemeenschapsvorming. Al deze impulsen staan in de traditie van het Manicheïsme en zijn vele vertakkingen.

© De Grondsteen 2024

Grondsteen nieuws

Opleiding procesbegeleider Ontwikkellabs Levensvragen

Vijf deelnemers hebben in februari met succes de opleiding voor procesbegeleider afgerond. Vanuit hun nieuwe professie gaan zij een bijdrage leveren aan de School voor Gemeenschapsvorming en/of in een eigen onderneming aan het werk met het begeleiden van mensen met levensvragen in Ontwikkellabs en van gemeenschapsvorming.

Start volgende opleiding: september 2025. Instapmodule: september 2024 (of een ander Ontwikkellab). Data volgen binnenkort